Stinzenplanten (ook wel als Stinsenplanten beschreven)
is een verzamelnaam voor een bijzondere groep verwilderende voorjaarsbloemen. Het zijn vooral bol-, knol- en wortelgewassen die vanaf circa de 16e eeuw werden (en nog steeds worden) aangeplant op buitenplaatsen, rondom kastelen en landhuizen.
Van oorsprong komen Stinzenplanten van elders. Soms komen zij uit andere delen van Nederland, maar veel vaker ligt hun oorsprong verder bij ons vandaan. Ze zijn door avonturiers en botanisten 'ontdekt' en geïntroduceerd in West-Europa. Zo hebben de heren C. Clusius (1526 - 1609), W. Robinson (1838 - 1935) en gebroeders Cornelis en Marinus van Tubbergen (eind 19e eeuw) veel nieuwe soorten, maar ook cultivars, op naam gebracht.
Waar komt het woord "Stins“ vandaan? Een Stins is een Fries woord dat zowel in Nederland als in Duitsland gebruikt wordt om een burcht of een landhuis mee aan te duiden.
Bewoners van deze Stinzen konden het zich permitteren voorjaarsbloeiers rondom hun huis te planten. De naam "Stinzenplant" is voor het eerst beschreven rond 1932 en doelt op deze vrolijke voorjaarsbloeiers die zich rond om de Stinzen verwilderd hebben en elk jaar opnieuw weer terug komen..
Tot de groep der Stinzenplanten worden o.a. gerekend: sneeuwklokjes, sneeuwroem, winterakoniet, krokus, lenteklokje, boshyacint, sterhyacint, bostulp, bosanemoon, gele anemoon, holwortel, vinger helmbloem, wilde narcis, kievietsbloem, aronskelk, knikkend vogelmelk, lelietje der dalen en daslook.
Maar er zijn er natuurlijk nog veel meer.
Via deze lezing wil ik u laten mee genieten van de kleurenpracht en rijkdom van de Stinzenplanten, die u ook heel makkelijk in eigen tuin kunt verwezenlijken.
Leo Brand
